Klik vervolgens met de rechtermuisknop en kies voor “Besturingselement opmaken”(1)

Op het tabblad “Besturingselement”(1) zetten we een vinkje bij “3D-arcering”(2) en klikken OK.

Dubbelklik met de linkermuisknop  op de tekst “Groepsvak 1” selecteer de tekst “Groepsvak 1” en druk Delete, (of druk de Ctrl-toets in en klik met de rechtermuisknop op een van de lijnen van het groepsvak en in het daaropvolgend menu kies je voor “Tekst bewerken) en klik ergens op het werkblad.

Druk de Ctrl-toets in en selecteer de 3 keuzerondjes en het groepsvak(1)

Klik nu met ingedrukte Ctrl-toets op het eerste keuzerondje zodat dit geselecteerd is, laat de Ctrl-toets los en klik met de rechtermuisknop in het vak van het rondje en kies in het menu “Tekst bewerken”, druk Delete toets en verwijder de tekst en typ in de plaats één van de mogelijke antwoorden  bv. Schilderen, klik vervolgens ergens op het werkblad.
Verander de tekst ook voor de ander rondjes, rondje 2 :Verschillende computerprogramma’s, rondje 3: Typen, rondje 4: Microsoft, rondje 5: Linux, rondje 6: Apple, rondje 7: Een tekenprogramma, rondje 8: Een fotobewerkingsprogramma, rondje 9: Een rekenprogramma.

Selecteer met ingedrukte Ctrl-toets de eerste drie rondjes, laat de Ctrl-toets los en klik met de rechtermuisknop in een van de geselecteerde rondjes, in het daaropvolgende menu kies je voor “Object opmaken”

Op het tabblad “Besturingselement”(1)  van het dialoogvenster “Besturingselement opmaken” (2)
Kies je bij “Waarde” “Niet ingeschakeld”(3), plaats je een vinkje bij” 3D-arcering”(4) en vervolgens klik je in het vak “Koppelen met cel”(5), klik dan in cel F2 en klik OK, en klik ergens op het werkblad.

Normaal is het voldoende om van elk groepsvak één rondje te selecteren en te koppelen aan een cel, de andere rondjes van hetzelfde vak zijn dan automatisch ook gekoppeld, maar als je ze allemaal selecteert dan kun je tegelijkertijd de keuze “3D-arcering”en eventueel “Niet ingeschakeld” ook selecteren.

Herhaal deze bewerking voor de rondjes 4,5 en zes maar koppel ze aan cel F3, herhaal nogmaals de bewerking en koppel de rondjes 7,8 en 9 aan cel F4.
We testen nu onze knopjes door in elke groepsvak één knopje te activeren(1), en we zien in de cellen F2, F3 en F4 de cijfers 1,2 of 3 verschijnen(2). Rondje 1 van groepsvak 1 krijgt het cijfer 1 toegewezen, rondje 2 van groepsvak 1 krijgt het cijfer 2 toegewezen, rondje 3 het cijfer 3, rondje 1 van groepsvak 2 krijgt terug het cijfer 1 toegewezen, rondje 2 van groepsvak 2 krijgt het cijfer 2 enz.