Om een Smart Filter toe te passen, moeten we de layer converteren naar een Smart Object.
Hiervoor selecteer je de layer en klik je Layer - Smart Object - Convert to Smart Objects in de menubalk, of je klikt Filter - Convert for Smart Filters in de menubalk.
Wanneer je kiest voor het laatste, zal de layer automatisch worden gewijzigd in een layer voor Smart Objects. Photoshop zal je een dialoogvenster tonen waarin dit staat vermeld. Klik dus op OK.

Heb je nu de selectie om één of andere reden ongedaan gemaakt, kan je deze eerst laden.
Klik hiervoor op Select - Load Selection in de menubalk.

Klik Filter - Convert for Smart Filter in de menubalk.
Klik nogmaals op Filter in de menubalk, en kies de Filter die je wil toepassen.
Geef je opties in voor deze filter en klik op OK.

Wens je een tweede filter toe te passen op dezelfde selectie, klik je nogmaals op Filter in de menubalk, en kies de Filter die je wil toepassen.
Rechts naast elke filter heb je een knop om de Blending opties te wijzigen.
Dubbelklik je deze, verschijnt het Blending Options dialoogvenster.
Elke filter heeft zijn eigen dialoogvenster waar je de Modus en de Transparantie kunt instellen.

Heb je verschillende filters toegepast op één layer, kan je hiervan de stapelorde wijzigen door deze te klikken en te slepen naar een hogere of lagere positie. Dit kan de weergave in de foto wijzigen.

Je hebt de mogelijkheid Smart Filters toe te passen op afbeeldingen en op tekst.
Pas je een Smart Filter toe op een tekst, dan kan je deze tekst deze later nog wijzigen.
De filter wordt dan op de gewijzigde tekst toegepast.