|
|
|
|
|
Cursus Fireworks CS4 |
go to : Index - Volgende |
|
|
|
|
Les 1 |
Inleiding (1) |
|
|
|
|
Wat is Fireworks? |
Voor alle duidelijkheid, deze cursus werd geschreven met Fireworks CS4, maar is voor 90% van toepassing op alle CS Fireworks versies. |
|
Fireworks is een programma voor het maken, bewerken en optimaliseren van grafische webelementen.
Met Fireworks kun je zowel bitmap- als vectorafbeeldingen maken.
Je kunt webeffecten zoals rollovers en pop-upmenu's ontwerpen, je kunt afbeeldingen uitsnijden en optimaliseren om de bestanden kleiner te maken, en je kunt tijd besparen door taken te automatiseren die je vaak moet uitvoeren.
Al deze bestanden kunnen worden opgeslagen samen met HTML-bestanden die HTML-tabellen en JavaScript-code bevatten, zodat je ze kunt gebruiken op het web. |
Kortom, met Fireworks kun je veel, heel veel. |
|
Het welkomscherm |
Fireworks CS4 heeft net als alle andere Adobe-applicaties dezelfde indeling van de verschillende vensters en werkbalken.
Ik zal deze eens vlug overlopen.
Bovenaan vinden we de applicatiebalk.
Deze geeft ons het Fireworksicoon, en aantal veelgebruikte gereedschappen, de werkgebiedwjziger, een helpzoekvak, en de knoppen minimaliseren, maximaliseren, en sluiten.
Daaronder hebben we de Menubalk.
In de menubalk vinden we alle beschikbare knoppen met verschillende functies. Klikken op een knop toont ons een drop-downmenu met nog meer functies.
Onder de menubalk vinden we de Hoofdwerkbalk. Deze geeft ons toegang tot de gewone opdrachten zoals kopiëren, plakken, openen van bestanden, afdrukken van bestanden, en nog een heel pak meer. Aan de linkerzijde vinden we de gereedschapbalk. In de gereedschapbalk vinden we alle gereedschappen waarmee we ons document kunnen bewerken. Elk gereedschap waaronder een zwart pijltje staat, heeft een submenu met nog meer gereedschappen. Om deze onderliggende gereedschappen te zien, klik en hou je de muisknop ingedrukt.
Onderaan de gereedschapbalk vinden we een aantal weergaveknoppen.
Met deze
kunnen we het bestand of de bestanden weergeven in een verschillende modus.
Zo hebben we de standaardweergave, die ons het bestand weergeeft met de verschillende werkbalken.
En hebt de
volledige schermmodusweergave met en zonder werkbalken.
Wanneer je gebruik maakt van deze laatste weergavemogelijkheid, en je wil toch de verschillende gereedschappen of deelvensters zien, dan beweeg je de muisaanwijzer over de rand van het Fireworksvenster. De linkerrand zal de gereedschappen tonen, de rechterrand zal de deelvensters tonen, en de onderrand zal het eigenschappenvenster tonen.
Dus alle opties blijven nog toegankelijk, alleen wordt het document
in volledige schermweergave getoond.
Dit lijkt me wel duidelijk.
Om de weergave tussen de verschillende modi op een vlugge manier te wijzigen, klik je de F-toets op je toetsenbord.
Onderaan vinden we het Eigenschappenvenster. Hier vinden we de ingestelde eigenschappen van het geselecteerde item in het werkgebied. Het eigenschappenvenster is verdeeld in verschillende tabbladen. Deze tabbladen vermelden, afhankelijk van het geselecteerde object in het werkgebied, de verschillende ingestelde eigenschappen van het geselecteerde object. Je kunt dit eigenschappenvenster minimaliseren en maximaliseren door de titelbalk hiervan te klikken.
Aan de rechterzijde vinden we de verschillende deelvensters. In deze deelvensters vinden we verschillende opties die we gebruiken in samenwerking met de verschillende geselecteerde objecten en gereedschappen. Elk van deze vensters kunnen we openen en sluiten door de knop "Venster" te klikken in de Menubalk, en het deelvenster te klikken in het drop-downmenu.
Al deze, en nog veel meer, probeer ik jullie uit te leggen in deze cursus. |
|
|
Tabbladen of Vensters |
De verschillende geopende documenten kun je bekijken in verschillende tabbladen (1) of/en in verschillende vensters (2).
Wens je deze weer te geven in afzonderlijke vensters, klik en sleep je het tabblad naar onder (A).
Wens je deze weer te geven als tabbladen, sleep je het venster naar de bovenrand (B).
Je kunt ook verschillende getabuleerde document open hebben samen met verschillende geopende vensters, m.a.w. weergavemogelijkheden genoeg dus.
Hoe je deze ook hebt geopend maakt niet uit, het is maar hoe jij het liefste werkt.
Om een bestand te sluiten klik je het X-icoontje in de rechterbovenhoek van het bestand (C). |
|
|
Linialen, hulplijnen en raster |
In Fireworks hebben we een aantal opties die ons kunnen helpen verschillende objecten in ons bestand uit te lijnen.
De eerste zijn de linialen (1). Standaard zijn deze niet zichtbaar. Om deze zichtbaar te maken klik je de knop "Weergave" in de menubalk, en kies "Linialen" in het drop-downmenu. De sneltoetscombinatie hiervoor Ctrl+Alt+R. Standaard staat het nulpunt van de horizontale liniaal en de verticale liniaal ingesteld in de bovenlinkerhoek van het bestand (B). Wens jij dit te verplaatsen, klik en sleep je met het in de linkerbovenhoek vierkante icoontje (C) naar de plaats waar je het nulpunt wenst.
Wens je later het nulpunt terug in de linkerbovenhoek te plaatsen, dubbelklik je het
vierkante icoontje.
De tweede optie zijn de hulplijnen (2). We kunnen enkel hulplijnen instellen wanneer we de linialen zichtbaar hebben gemaakt. Om hulplijnen te plaatsen, klik je in de liniaal, en sleep je de muis naar onder of naar rechts. Afhankelijk van welke hulplijn je wil plaatsen. Je kunt meerdere hulplijnen toevoegen. Wens je een hulplijn te verplaatsen, beweeg je de muisaanwijzer over de hulplijn, en wanneer deze wijzigt in een tweedelig pijltje, klik en sleep je de hulplijn naar de gewenste positie.
Wens je een hulplijn te verwijderen, sleep je deze terug in het liniaal.
Wens je alle hulplijnen te verbergen, klik je de knop "Weergave" in de menubalk, kies
"Hulplijnen tonen". De optie "Hulplijnen tonen" is namelijk een wisselknop. Dit betekent wanneer je deze klikt als deze niet zichtbaar zijn, deze zichtbaar worden, en wanneer deze zichtbaar zijn en je klikt deze, deze worden verborgen.
Wens je deze allen te verwijderen, kies je uiteraard deze optie in het pop-upmenu.
Eénmaal verwijderd zijn ze wel degelijk verwijderd en kun je deze niet terug halen.
Tip:
Om een hulplijn op exact de gewenste positie te plaatsen beweeg je de muisaanwijzer over de hulplijn, en wanneer deze wijzigt in een dubbel pijltje, dubbelklik je. In het dialoogvenster dat verschijnt geef je het aantal pixels in waar je deze wil hebben en klik je de knop OK.
Beweeg je de muisaanwijzer tussen verschillende hulplijnen, en hou je de Shift-toets op je toetsenbord ingedrukt, dan zal je
meetpunten in pixels zien verschijnen tussen de verschillende hulplijnen. Op deze manier zie je het exacte aantal pixels beschikbaar tussen de hulplijnen.
Heel interessant wanneer je bijvoorbeeld een logo moet invoeren op een bepaalde plaats in een bestand. Zo weet je meteen hoe groot het logo mag (kan) zijn.
|
|
|
En de derde optie is het Raster (3). Het Raster gebruiken we om verschillende objecten in ons document met elkaar uit te lijnen.
Standaard wordt het Raster niet weergegeven.
Om het Raster weer te geven klik je de knop "Weergave" in de menubalk, kies je "Raster" in het drop-downmenu, en klik je "Raster tonen".
De tweede optie voor het Raster is de optie "Magnetisch raster". Wanneer dit is geselecteerd, zal dit bij het klikken en slepen van een object, het object automatisch uitlijnen op een rasterlijn. |
|
|
Wens je de instellingen voor deze hulplijnen en raster te wijzigen, klik je de knop "Bewerken" in de menubalk, en kies je "Voorkeuren" in het drop-downmenu.
In het dialoogvenster dat verschijnt kies je de categorie "Hulplijnen en rasters".
Alle opties lijken me hier wel duidelijk. |
|
|
>
|
Index - Volgende |
|
copyright © 2012 - gratiscursus.be
|
>
|