MENU
 
Home
Nieuwsbrief
GC in de media
SiteMap
 
Tips en Tricks
Excel
Word
Photoshop
PowerPoint
Surf Tips
Gmail
Android
iPad
Excel ClipTips
 
cursus Office 2016
Access
Excel
Outlook
PowerPoint
Word
 
cursus Office 2013
Excel
PowerPoint
Word
Nieuw in Excel 2013
Nieuw in Word 2013
Nieuw in PowerPoint 2013
 
cursus Office 2010
Access
Nieuw in Excel 2010
Excel automatiseren
Excel
OneNote
Outlook
PowerPoint
Word
 
cursus Office 2007
Access
Excel
Outlook
PowerPoint
Publisher
Visio
Word
 
cursus Office
2000-2002-2003-XP
Access
Excel
PowerPoint
Outlook
Word
 
cursus Photoshop
CC -3D
Animatie
CS6
CS5
CS4
CS2 - CS3
Lightroom 3
Elements 6
Mask Pro
Nik Collection
 
cursus Dreamweaver
CS3
 
cursus Illustrator
CS4
 
cursus Flash
CS4
 
cursus Fireworks
CS4
 
cursus Paint Shop Pro
X en X2
 
cursus Premiere
Elements 7-8
 
cursus Joomla
Joomla 1.5
 
Sociale Netwerk sites
Facebook
LinkedIn
Twitter
 
iPad
Apps
 
Diversen
Celtx
CSS
DropBox
Firefox 3.6
GIMP
Internet Explorer 9
LIME
Linux
OpenSUZE
PREZI
ProShow Producer
YouTube
 
cursus Google
Agenda
Analytics
Gmail
Zoeken
Picasa 3
SketchUp
Chrome
Street View
 
cursus Windows
Live Movie Maker
Windows 10
Windows 8
Windows 7
XP
Vista
 
cursus Office '97
Word
Excel
 
 
>

 

Cursus GIMP 2.6 go to : Index - vorige - volgende
       
Les 16 Lagen (1)  
 
Wat zijn lagen?
Eén van de belangrijkste functies in GIMP zijn lagen.
Maar wat is een laag?
In z'n simpelste vorm is een laag een transparant platform dat gegevens bevat.
Die gegevens kunnen van alles zijn, bijvoorbeeld tekst, foto, een tekening, simpelweg van alles.
 
Heb je verschillende lagen, dan worden deze boven elkaar geplaatst.
De gegevens op een laag, zijn totaal onafhankelijk van de gegevens op een andere laag.
 
Laag eigenschappen

Voor we kunnen werken met lagen moet het deelvenster "Lagen" zijn geopend (1).
Laat ik eens eerst overlopen wat we allemaal te zien krijgen in dit deelvenster.
Bovenaan hebben we het vak "Modus" (2). De modus van een laag bepaald hoe de kleuren ervan met de kleuren van de onderliggende samengevoegd worden. Meer hierover in een later hoofdstuk.

Onder het vak "Modus" vinden we het vak "Dekking" (3). Met de dekking bepalen we de transparantie van de laag. Hoe lager het dekkingspercentage van een laag, hoe hoger de hoeveelheid kleur van de onderliggende lagen zal worden weergegeven.

Onder het vak "Dekking" vinden we het selectievakje "Koppelen" (4). Hoe ze in godsnaam op deze naam zijn gekomen mag me een raadsel zijn. Dit heeft geen bal te maken met "koppelen". Dit heeft enkel iets te maken met het vastzetten van het alfakanaal, of voor het in de volksmond te zeggen, met de transparantie van de achtergrond van de laag. Dus wanneer dit is aangevinkt kun je, wanneer je laag een transparante achtergrond heeft, in dit transparante gebied van de laag niks doen. Dus niks tekenen, niks inkleuren, niks plakken.

Onder het selectievakje "Koppelen" vinden we de verschillende lagen (a).
Elke laag heeft een naam. Om deze te wijzigen dubbelklik je de laagnaam, typ je de nieuwe naam, en klik je de Enter-toets op je toetsenbord.

Voor elke laagnaam staan er twee icoontjes. Althans wanneer deze zijn geselecteerd.
Het eerste icoontje is het oog-icoontje (5). Door hierop te klikken toon of verberg je de laag en daarmee ook het icoontje.
Het tweede icoontje is een ketting-icoontje (6). Wanneer dit is geselecteerd in meerdere lagen, worden deze lagen aan elkaar gekoppeld. Dus verplaats je bijvoorbeeld een laag die is gekoppeld aan een andere laag, dan worden beide lagen verplaatst.

Helemaal onderaan het lagenvenster hebben we nog een menubalk (7). In het volgende deel van deze les zal ik deze eens overlopen.

 
Menubalk lagenvenster
Door te klikken op de eerste knop maken we een nieuwe laag.
Een nieuwe laag wordt steeds toegevoegd boven de geselecteerde laag.

Wanneer deze knop is geklikt opent een dialoogvenster waarin we een aantal opties kunnen ingeven voor deze nieuwe laag.

In het bovenste vak geven we de laag een naam.
Geef hiervoor een toepasselijke naam, dit maakt het later altijd makkelijk om de juiste laag te vinden.

Onder het naamvak geven we de breedte en de hoogte in van de laag.
In GIMP hebben we de mogelijkheid voor elke laag verschillende afmetingen in te geven. Dit heeft het voordeel dat wanneer je compositie uit honderden lagen bestaat, de grootte (in MB) van je bestand zal worden geminimaliseerd.

Onder de afmetingen van de laag vinden we het vultype van de laag.
Hiermee bepalen we de achtergrond van de laag.
De vier keuzemogelijkheden lijken me duidelijk.

Klik OK wanneer je klaar bent.

 
Met de twee naastliggende knoppen, het naar boven- en naar onderwijzend pijltje, bepalen we de volgorde van de lagen. Dus wens je een laag boven een andere laag te brengen, selecteer je de laag en klik je het naar bovenwijzend pijltje.
 
Naast de pijltjes vinden we de knop "Laag dupliceren". Wat dit doet lijkt me duidelijk. Het maakt een duplicaat van de geselecteerde laag.
>
De voorlaatste knop is de knop "Drijvende laag verankeren".
Deze plaatst een zwevende selectie in de onderliggende laag.
Dit vraagt om een voorbeeld.

Ik heb twee afbeeldingen geopend, een met de ballon, een met de kleurtjes.
Ik selecteer in de eerste afbeelding de ballon (a), en klik de sneltoetscombinatie Ctrl+C op mijn toetsenbord. Dit maakt een kopij van de ballon.
Vervolgens selecteer ik de tweede afbeelding en klik de sneltoetscombinatie Ctrl+V op mijn toetsenbord. Dit plakt het gekopieerde in de tweede afbeelding (b) als een drijvende selectie (1).
Klik je nu de knop "Drijvende laag verankeren", dan zal dit het gekopieerde in de geselecteerde laag plaatsen.

 
Tip!
Wens je echter de drijvende selectie niet in een reeds bestaande laag te verankeren maar in een nieuwe laag, rechtsklik je deze in het lagenvenster, en kies je "Nieuwe laag..." in het pop-upmenu.
 
En als laatste knop in de menubalk van het lagenvenster hebben we nog het vuilbak-icoontje.
Wens je een laag te verwijderen, selecteer je deze laag en je klikt het vuilbak-icoontje.
 
 
Index - vorige - volgende

copyright © 2012 - gratiscursus.be

>