MENU
 
Home
Nieuwsbrief
GC in de media
SiteMap
 
Tips en Tricks
Excel
Word
Photoshop
PowerPoint
Surf Tips
Gmail
Android
iPad
Excel ClipTips
 
cursus Office 2016
Access
Excel
Outlook
PowerPoint
Word
 
cursus Office 2013
Excel
PowerPoint
Word
Nieuw in Excel 2013
Nieuw in Word 2013
Nieuw in PowerPoint 2013
 
cursus Office 2010
Access
Nieuw in Excel 2010
Excel automatiseren
Excel
OneNote
Outlook
PowerPoint
Word
 
cursus Office 2007
Access
Excel
Outlook
PowerPoint
Publisher
Visio
Word
 
cursus Office
2000-2002-2003-XP
Access
Excel
PowerPoint
Outlook
Word
 
cursus Photoshop
CC -3D
Animatie
CS6
CS5
CS4
CS2 - CS3
Lightroom 3
Elements 6
Mask Pro
Nik Collection
 
cursus Dreamweaver
CS3
 
cursus Illustrator
CS4
 
cursus Flash
CS4
 
cursus Fireworks
CS4
 
cursus Paint Shop Pro
X en X2
 
cursus Premiere
Elements 7-8
 
cursus Joomla
Joomla 1.5
 
Sociale Netwerk sites
Facebook
LinkedIn
Twitter
 
iPad
Apps
 
Diversen
Celtx
CSS
DropBox
Firefox 3.6
GIMP
Internet Explorer 9
LIME
Linux
OpenSUZE
PREZI
ProShow Producer
YouTube
 
cursus Google
Agenda
Analytics
Gmail
Zoeken
Picasa 3
SketchUp
Chrome
Street View
 
cursus Windows
Live Movie Maker
Windows 10
Windows 8
Windows 7
XP
Vista
 
cursus Office '97
Word
Excel
 
 
>

 

Cursus Flash CS4   go to : Index - vorige - volgende
       
Les 41 Filters  
 
Filter toevoegen

In Flash beschikken we over een aantal filters die we kunnen toepassen op filmclipsymbolen, knopsymbolen en tekstvelden, NIET op grafische symbolen dus.

Om een filter toe te passen selecteer je de instantie of de tekst op het podium, en open je het eigenschappenvenster.
In het eigenschappen venster vinden we de optie Filters. Wanneer we klikken op het naar benedenwijzend pijltje opent het eigenschappendeelvenster voor filters.

Onderaan dit venster vinden we een aantal icoontjes.
Door te klikken op het eerste icoontje opent een drop-downmenu met een aantal filters, een optie om de filter of filters te verwijderen, uit te schakelen, of in te schakelen.
Je hebt de mogelijkheid één of meerdere filters in te stellen op één object.
Afhankelijk van de geselecteerde toegepaste filter in het eigenschappendeelvenster hebben we een aantal opties die me duidelijk lijken. Mocht dit niet het geval zijn, moet je deze maar eens uittesten.

Met het tweede icoontje, "Voorinstellingen", kunnen we een filter die we hebben ingesteld opslaan. Op deze manier is het makkelijk dezelfde filter met dezelfde ingestelde eigenschappen, toe te passen op andere objecten op je podium.
Met het derde icoontje kopiëren en plakken we de eigenschappen van de filter die is geselecteerd, in een andere filter.
Met het vierde icoontje schakel je de filter in of uit.
Met het vijfde icoontje stel je de filter opnieuw in met de standaardwaarden.
En met het laatste icoontje verwijder je een filter.
 
Let er op dat wanneer je meerdere filters hebt toegepast op één object, je de juiste filter eerst selecteert die je wil bewerken in het eigenschappendeelvenster.
 
Filter animeren
Net als het object kunnen we ook een toegepaste filter animeren.
Dit gebeurd op juist dezelfde manier, het enige verschil is dat je de eigenschappen van de filter wijzigt in het eindhoofdframe van de bewegings-tween.
 
Overvloeimodi

Met overvloeien kunnen we unieke effecten maken door de kleuren in overlappende filmclips te laten overlopen.

Een overvloeimodus bevat de volgende elementen:

  • Overvloeikleur - de kleur die op de overvloeimodus wordt toegepast.
  • Dekking - de mate van transparantie die wordt toegepast op de overvloeimodus.
  • Basiskleur - de kleur van de pixels onder de overvloeikleur.
  • Resulterende kleur - het resultaat van het effect van de overvloeikleur op de basiskleur.

 

 

 

 

 

Overvloeimodi zijn afhankelijk van zowel de kleur van het object waarop je de overvloeikleur toepast als de onderliggende kleur.

We vinden de verschillende overvloeimodi in het eigenschappenvenster onder de sectie "Weergave".
Normaal: past de kleur normaal toe, zonder interactie met de basiskleuren.
Laag: hiermee kun je filmclips boven op elkaar stapelen zonder de kleur te beïnvloeden.
Donkerder: vervangt alleen de gebieden die lichter zijn dan de overvloeikleur. Gebieden die donkerder zijn, worden niet gewijzigd.
Vermenigvuldigen: vermenigvuldigt de basiskleur met de overvloeikleur. Dit leidt tot donkerdere kleuren.
Lichter: vervangt alleen de pixels die donkerder zijn dan de overvloeikleur. Gebieden die lichter zijn, worden niet gewijzigd.
Raster: vermenigvuldigt de omgekeerde kleur van de overvloeikleur met de basiskleur.
Dit leidt tot verbleken.
Bedekken: vermenigvuldigt of rastert de kleuren, afhankelijk van de basiskleuren.
Fel licht: vermenigvuldigt of rastert de kleuren, afhankelijk van de overvloeikleur.
Het effect is vergelijkbaar met wat er gebeurt als een spotlicht op het object schijnt.
Verschil: trekt de overvloeikleur van de basiskleur of de basiskleur van de overvloeikleur af, afhankelijk van welke kleur het helderst is. Het effect is vergelijkbaar met een kleurnegatief.
Toevoegen: meestal gebruikt om een bewegend oplichtend verspreidingseffect te maken tussen twee afbeeldingen.
Aftrekken: meestal gebruikt om een bewegend verdonkerend verspreidingseffect te maken tussen twee afbeeldingen.
Negatief: keert de basiskleur om.
Alfa: past een alfa-masker toe.
Wissen: verwijdert alle basiskleurpixels, inclusief die in de achtergrondafbeelding.
>

Om een overvloeimodi toe te passen selecteer je eerst de filmclipinstantie waarop je deze wilt toepassen.
In het pop-upmenu "Kleur" in het deelvenster Eigenschappen pas je de kleur en de transparantie van de filmclipinstantie aan.
Selecteer een overvloeimodus "Overvloeien".
De overvloeimodus wordt toegepast op de geselecteerde filmclipinstantie.
Controleer of de geselecteerde overvloeimodus geschikt is voor het effect dat je wilt bereiken.
Voor de rest kan ik alleen maar zeggen experimenteer met zowel de kleur- als transparantie-instellingen van de filmclip en de verschillende overvloeimodi om het gewenste effect te bereiken.

 
 
Index - vorige - volgende

copyright © 2012 - gratiscursus.be

>